PLICHTEN

_

Bij de uitoefening van het spreekrecht ziet het personeelslid erop toe :

  • het belang van de dienst en de waardigheid van het ambt niet te schaden;
  • geen schade te berokkenen aan de gestelde machten, overheidsinstellingen en derden;
  • informatie te verstrekken die zo volledig en zo correct mogelijk is;
  • duidelijk te maken dat het spreekt als gemandateerde dan wel in persoonlijke naam, en een duidelijk onderscheid te maken tussen objectieve feiten en persoonlijke meningen.

Verder zijn de personeelsleden gehouden de deontologische code te eerbieden.

INBREUKEN

_

Wettelijk  gezien  zijn  er  maar  twee  tuchtinbreuken  bij  de  politie:  de  niet-naleving  van  reglementen  en  schade  toebrengen  aan  de  waardigheid  van  het  ambt.  Men  kan  deze  twee  tuchtinbreuken  invullen met  wat  in  de  code  staat,  waaronder  de  punten:

  • eerbiediging gezag  meerdere
  • beschikbaarheid
  • naleving en  bescherming  van  de  door  de  grondwet  gewaarborgde  rechten  en  vrijheid
  • niet-inmenging in  politiefuncties  door  administratief  en  logistiek  kader

Er  wordt  wel  gecommuniceerd  dat  dit  eigenlijk  niet  de  bedoeling  is.  De  code  moet  immers   gehanteerd   worden   als   een   positief   managementinstrument,   eerder   dan   als   tuchtinstrument. Voor tuchtinbreuken moet men teruggrijpen naar het wettelijke kader en niet naar  de  deontologische  code.  Toch  bepalen  de  aard  en  de  inhoud  van  de  tekst  duidelijk  het  regelgevende  en  normerende  karakter.  De  vorm  van  Koninklijk  Besluit  in  uitvoering  van  een  wet  brengt  automatisch  ook  rechtsgevolgen  met  zich  mee.  De  kans  is  reëel  dat  de  tuchtregeling zich op de code, als duidelijk en normerend kader, zal steunen om de strafbare gedragingen  vorm  te  geven.  Theoretisch  gezien  zijn  tuchtrecht  en  deontologie  duidelijk  van  elkaar  afgescheiden. In  de  praktijk  vloeien  ze  echter  in  mekaar  over.

Volgens het wettelijk kader betreft een tuchtvergrijp elke handeling of gedraging, zelfs buiten de uitoefening van het ambt, die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt of die van aard is de waardigheid van het ambt in het gedrang te brengen, is een tuchtvergrijp en kan aanleiding geven tot het opleggen van een tuchtstraf.

TUCHTSANCTIES

_

De lichte tuchtstraffen zijn :

  • de waarschuwing;
  • de blaam;

–  De zware tuchtstraffen zijn :

  • de inhouding van wedde;
  • de schorsing bij tuchtmaatregel van ten hoogste drie maanden;
  • de terugzetting in weddeschaal
  • het ontslag van ambtswege;
  • de afzetting.

VERLOOP PROCEDURE

_

Voorafgaand aan het opleggen van een tuchtsanctie wordt een tuchtprocedure opgestart. Hierin onderzoekt de tuchtoverheid de omstreden feiten. Elk personeelslid van de politiediensten is gehouden om mee te werken aan dit onderzoek wanneer dit van hen gevraagd wordt.

De tuchtoverheid mag geen enkele tuchtsanctie opleggen aan het personeelslid zonder hem eerst gehoord te hebben. Het personeelslid heeft dan ook op elk moment van de procedure recht op bijstand van een raadsman en om het dossier in te kunnen kijken. De uiteindelijke sanctie wordt door de desbetreffende tuchtoverheid toegelicht aan de hand van een aangetekende brief of een afgifte tegen ontvangstbewijs.

BEROEP

_

Wanneer het personeelslid geen vrede neemt met de opgelegde tuchtsanctie is er de mogelijkheid om beroep in te stellen. Wanneer het gaat om een lichte tuchtstraf, dient het personeelslid binnen de 30 dagen, volgend op de dag van ontvangst van het inleidend verslag, beroep in te stellen per aangetekende brief bij de hogere tuchtoverheid.

Wanneer het gaat om een zwaardere straf, dient het personeelslid binnen de 10 dagen, volgend op de dag van ontvangst van het inleidend verslag, een verzoek tot heroverweging in te stellen per aangetekende brief bij de tuchtraad. Enkel in het geval van een verzoek tot heroverweging wordt de uitvoering van de tuchtsanctie tijdelijk stopgezet. In geval van een beroep bij de hogere tuchtoverheid, wordt de tuchtsanctie gewoon voortgezet.

Binnen de 15 dagen volgend op het ingesteld beroep moet de hogere tuchtoverheid, in beroep, een beslissing geven. De tuchtraad, daarentegen, dient binnen de 30 dagen volgend op de sluiting van de debatten een beslissing te geven.