PLICHTEN

_
  • De militairen mogen niet afwezig zijn in hun dienst zonder toelating of rechtvaardiging.
  • De meerderen oefenen hun gezag uit met kordaatheid, billijkheid en correctheid. Zij zijn verantwoordelijk voor de bevelen die zij geven en staan in voor de eenheid die hun wordt toevertrouwd alsook voor de goede werking van de dienst. Zij zijn eveneens verantwoordelijk voor de door hun ondergeschikten veroorzaakte ongeregeldheden, wanneer deze zich hebben kunnen voordoen wegens hun nalatigheid of hun overdreven inschikkelijkheid.
  • De militairen moeten getrouw de bevelen uitvoeren, die hun door hun meerderen in het belang van de dienst worden gegeven.
  • Een bevel mag nochtans niet worden uitgevoerd wanneer deze uitvoering kennelijk het plegen van een misdaad of een wanbedrijf kan meebrengen.
  • De meerdere moet aan zijn ondergeschikten het voorbeeld geven, tegenover hen rechtschapen zijn en hun waardigheid eerbiedigen.
  • De ondergeschikte zal steeds eerlijk tegenover zijn meerderen handelen, zich tegenover hen eenbiedig aanstellen en in de uitoefening van zijn functies, indien de omstandigheden zulks vereisen, blijk geven van initiatief.
  • Zelfs na hun ambtsneerlegging is het de militairen verboden de informaties die zij zouden kennen en die van nature of krachtens de voorschriften der militaire autoriteiten een geheim of vertrouwelijk karakter zouden hebben, bekend te maken aan personen die niet gerechtigd zijn daarvan kennis te nemen.
  • De militair is verplicht handelingen die strekken tot het gewelddadig omverwerpen van de bij Grondwet of wet gevestigde machten en instellingen, rechtstreeks aan de Minister van Landsverdediging of aan de gerechtelijke overheid kenbaar te maken.
  • De militairen moeten de morele en materiële belangen van de Staat behartigen. Zij dragen er zorg voor dat het personeel zijn dienstverplichtingen nauwgezet nakomt; zij staan in voor een goed gebruik en voor de bewaring van de materiële en financiële middelen die hun ter beschikking worden gesteld of waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

INBREUKEN

_

Het niet-naleven van de bepalingen van bovenstaande plichten zijn een tuchtrechtelijk vergrijp dat, naargelang van de aspecten die aan ieder bijzonder geval eigen zijn, de toepassing van een onderstaand opgesomde straffen tot gevolg kan hebben.

Een tuchtrechtelijk vergrijp is eveneens de daad van de militair die :

  • zijn kleine uitrustingsstukken verkoopt, weggeeft, uitwisselt, verpandt, beschadigt, vernietigt of op om het even welke wijze doet verdwijnen;
  • met andere militairen twist, baldadig of onbeschoft is ten opzichte van andere militairen, voor zover deze handelingen aan de onstuimigheid van de dader te wijten zijn;
  • ten nadele van andere militairen of van de Staat niet belangrijke zaken ontvreemdt.

TUCHTSANCTIES

_

De tuchtstraffen zijn :

  • voor de militairen die een vorming van kandidaat-officier, kandidaat-onderofficier of kandidaat-vrijwilliger ofwel een daarop voorbereidende vorming volgen:
    • de terechtwijzing;
    • de vermaning;
    • het consigne van eenmaal tot viermaal vier uren;
    • het eenvoudig arrest van 1 tot 8 dagen;
    • het zwaar arrest van 1 tot 4 dagen.
  • voor de andere militairen :
    • de terechtwijzing;
    • de vermaning;
    • het eenvoudig arrest van 1 tot 8 dagen;
    • het zwaar arrest van 1 tot 4 dagen.

Voor de toepassing van de wet worden de tuchtstraffen ingedeeld in zware en lichte straffen.

De zware straffen zijn:

  • voor de officieren, het zwaar arrest en het eenvoudig arrest;
  • voor de andere militairen, het zwaar arrest.

VERLOOP PROCEDURE

_

Alleen de meerdere, die ten opzichte van de betrokken militair het ambt van korpscommandant waarneemt, heeft het recht om te straffen.

Een korpscommandant is gemachtigd zijn bevoegdheid om te straffen volledig of gedeeltelijk over te dragen aan de officier die het bevel voert over een detachement of post die afgezonderd is.

De lichte straffen mogen evenwel opgelegd worden door de meerdere die ten opzichte van de betrokken militair het ambt van eenheidscommandant waarneemt.

Iedere meerdere van een overheid die een straf heeft opgelegd, mag, bij ontstentenis van een beroep, een straf wijzigen, vernietigen of de uitvoering ervan schorsen. Hij mag evenwel die beslissing slechts treffen na het advies te hebben ingewonnen van de overheid die de straf heeft opgelegd.

Hij mag de straf slechts verzwaren na de gestrafte militair te hebben gehoord die, in dit geval, beroep mag aantekenen.

Is een opperofficier in een zaak betrokken, dan wordt het recht om te straffen uitgeoefend door een tuchtcomité dat is samengesteld uit drie luitenant-generaals die door het lot zijn aangewezen.

Wanneer een officier onder geen enkele meerdere ressorteert, het recht om te straffen uitgeoefend door de opperofficier met de meeste anciënniteit die tot hetzelfde krijgsmachtdeel als de betrokken officier behoort.

BEROEP

_

Tegen alle militaire tuchtsancties kan beroep aangetekend worden. Hierbij kan de overste die de tuchtsanctie heeft opgelegd deze wel nog aanpassen, vernietigen of schorsen, wanneer een beroep ingesteld wordt. Daarentegen is deze overste ook bevoegd om de sanctie zelfs te verzwaren.

Dat is echter pas mogelijk na het horen van de desbetreffende militair. Ook al schrijft de wet voor het aantekenen van dit beroep geen verjaringstermijn voor, moet het beroep altijd binnen een redelijke termijn ingesteld worden. Men moet kunnen aantonen dat de betrokkene nog een redelijk belang heeft bij het instellen van een beroep.