PLICHTEN

_
  • De personeelsleden oefenen hun ambt op een loyale en correcte wijze uit;
  • De personeelsleden behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie;
  • De hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar met elke activiteit die het personeelslid zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor:
    • de ambtsplichten niet kunnen worden vervuld;
    • de waardigheid van het ambt in het gedrang komt;
    • de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;
    • een belangenconflict ontstaat.

INBREUKEN

_

De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stellen een gezamenlijke deontologische code vast voor het personeel.

Die concretiseert de bepalingen en kan bijkomende deontologische rechten en verplichtingen opnemen, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem.

Inbreuken tegen deze code kunnen het voorwerp van een tuchtprocedure uitmaken.

TUCHTSANCTIES

_

De volgende tuchtstraffen kunnen aan de personeelsleden van de gemeente worden opgelegd:

  • lichte straffen:
    • de waarschuwing;
    • de berisping;
  • zware straffen:
    • de inhouding van wedde;
    • de schorsing;
    • de terugzetting in graad;
  • maximumstraffen:
    • het ontslag van ambtswege;
    • de afzetting.

VERLOOP PROCEDURE

_

De tuchtoverheid die feiten vaststelt die mogelijk een tuchtvergrijp uitmaken, of er kennis van krijgt, geeft de opdracht om een tuchtonderzoek te verrichten en een tuchtverslag op te maken aan een tuchtonderzoeker. Ze belast de aangestelde tuchtonderzoeker ermee een tuchtdossier samen te stellen.

De tuchtoverheid brengt het betrokken personeelslid onmiddellijk op de hoogte van haar beslissing om een tuchtonderzoek op te starten. Ze vermeldt daarbij de aard van de feiten en de datum waarop ze de feiten heeft vastgesteld of er kennis van heeft gekregen.

Zodra het tuchtonderzoek langer duurt dan drie maanden, wordt de tuchtoverheid bovendien in ieder geval regelmatig geïnformeerd over de redenen waarom het tuchtonderzoek nog niet kan worden afgesloten. Als tijdens het tuchtonderzoek nieuwe tuchtfeiten worden vastgesteld waarvan de tuchtoverheid en de tuchtonderzoeker kennis krijgen, kan de tuchtoverheid beslissen om die nieuwe feiten toe te voegen aan het lopende tuchtonderzoek.

De tuchtoverheid geeft aan de tuchtonderzoeker de opdracht een aanvullend tuchtonderzoek te verrichten, een aanvullend tuchtverslag op te maken en een aanvullend tuchtdossier samen te stellen.

De tuchtoverheid brengt het betrokken personeelslid onmiddellijk op de hoogte van de beslissing om die nieuwe feiten toe te voegen aan het lopende tuchtonderzoek. Ze vermeldt daarbij de aard van de feiten en de datum waarop de tuchtoverheid de feiten heeft vastgesteld of er kennis van heeft gekregen.

BEROEP

_

Het betrokken personeelslid kan bij de Beroepscommissie een beroepschrift indienen binnen de termijn dertig dagen na ontvangst van de beslissing over het opleggen van een tuchtstraf. Het beroepschrift bevat de argumenten van het betrokken personeelslid.

Bij afwezigheid van enig argument verzoekt de voorzitter van de Beroepscommissie het personeelslid schriftelijk om aan die verplichting tegemoet te komen. Dat verzoek wordt aan het betrokken personeelslid toegezonden met een aangetekende zending. Als daaraan geen gevolg wordt gegeven binnen tien dagen na de ontvangst van het voormelde verzoek, is het beroepschrift onontvankelijk.